Zoals beloofd, gaan we nu dieper in op welke vragen – en waarom – geschikt zijn om uw eigen Contractrisicoscore systeem op te zetten. Er zijn 20 basisvragen, dus we splitsen dit onderwerp op in 5 batches van elk 4 vragen.

Ter herinnering: Contract Risk Scoring is een methodologie om het risico van elk relevant onderwerp [van 0 (laag) tot 5 (hoog)] in uw contract te scoren en om een algemene score voor het contract te genereren. Hoe hoger de score, hoe risicovoller het project. Met de score kunt u rationelere beslissingen nemen. Deze aanpak is speciaal geschikt voor de (complexe) Projectbusiness: infra, bouw, turnkey equipment, olie & gas, power & renewable, etc. Als u vragen heeft, vindt u hier waarschijnlijk de antwoorden. Aarzel ook niet om contact met ons op te nemen.

U kunt alle vragen over onze gratis tool, TRaCRs (Tender Risk and Contract Review system), op onze website bekijken (zonder registratieverplichting).

U kunt dit gebruiken als uitgangspunt voor uw eigen vragenlijst. Normaal gesproken gaat u als volgt te werk:

  1. Voer een interne audit uit om de belangrijkste contractuele risico’s te identificeren die van toepassing zijn op uw bedrijf.
  2. Selecteer een nuttig aantal representatieve vragen. Te veel vragen maken de analyse tijdrovend. Bij minder vragen blijven belangrijke risico’s buiten beschouwing.
  3. Herzie uw proces om uw beslissingen te baseren op de Contractrisicoscore: Go-No Go beslissingen, margeniveaus, provisies etc.
  4. Introduceer een feed-back loop tussen uw projectuitvoering en uw Contract Risk Scoring systeem.
  5. Verbeter uw risicovragenlijst op basis van uw leerproces en doe aan portfolio-analyse.

AfiTaC kan u ondersteunen met bovenstaande acties.

Vraag 1 – Type klant

De eerste vraag moet altijd gericht zijn op het type klant waarmee u te maken heeft. Inderdaad, het gedrag van uw klant zal drastisch variëren tussen een staatsbedrijf of een particuliere klant, met of zonder externe financiering.

Onze ervaring is dat staatsbedrijven een lager risico vertegenwoordigen. Zij hebben een natuurlijke neiging (en een voorbeeldplicht) om hun aannemers eerlijk te behandelen. Van oudsher zijn zij minder geneigd om de forfaitaire schadevergoedingen te verhalen op hun aannemers.

Wanneer deze staatsbedrijven worden gefinancierd door multilaterale ontwikkelingsbanken, zullen deze banken evenwichtige contractvoorwaarden en betalingsgaranties invoeren en enig projecttoezicht uitoefenen.

Aan de andere kant van de schaal staan SPC’s (Special Purpose Companies) en IPP’s (Independent Power Producers) die afhankelijk zijn van projectfinanciering. Als het project mislukt, gaan ze failliet. Hierdoor en onder druk van de kredietverstrekkers (bv. commerciële banken) zijn zij tot het volgende verplicht:

  • Doorschuiven van de meeste risico’s naar de aannemer, meestal met behulp van EPC-contracten.
  • De forfaitaire schadevergoeding systematisch terugvorderen om de lening terug te betalen in geval van projectvertraging of prestatietekorten.
  • Doorgaans gedragen zij zich op een “contractuele manier”

Grote particuliere ondernemingen (bv. nutsbedrijven en hoofdaannemers) bevinden zich in het midden van de schaal. Zij zijn over het algemeen contractueel, maar hebben met een aantal van hun (onder)aannemers herhaaldelijk zaken te doen. Dit moet win-win gedrag en langdurige relaties stimuleren.

Vraag 2 – Soort contract

Geen verrassing dat meer uitgebalanceerde contracten minder risico’s voor aannemers met zich meebrengen.

Standaardcontracten zijn het resultaat van veel voorbereidend werk. Herzieningen profiteerden van de feedback van concrete projecten. Daarom zijn de voorwaarden van FIDIC, NEC, Wereldbank, enz. minder risicovol voor aannemers.

Het is zeer moeilijk om een “ad hoc”-contract te schrijven en volledig rekening te houden met evenwichtige rechten voor zowel de opdrachtgever als de aannemer. Gewoonlijk worden “ad hoc”-contracten opgesteld door externe juridische adviseurs. Zij hebben de natuurlijke neiging om alle mogelijke beschermingen voor de opdrachtgever op te nemen. En ze wachten op de opmerkingen van de aannemer alvorens over te gaan tot een meer evenwichtige versie. Deze contracten vereisen meer inspanning en concentratie van de aannemers. Omdat dit risicovoller is, moet dat tot uitdrukking komen in de contractrisicoscore.

Vraag 3 – Zijn de prijzen vast of worden zij aangepast voor veranderingen in de kosten (prijsescalatie)?

Als de prijzen vast zijn, worden alle risico’s die tot kostenstijgingen leiden, door de aannemer gedragen. De aannemer kan een provisie voor de vaste offerteprijs in de prijs opnemen. Hij staat echter onder concurrentiedruk om deze provisie laag te houden. Bovendien, in het geval van een aanzienlijke kostenstijging (bijvoorbeeld als gevolg van onvoorziene inflatie), zal de marge van de aannemer worden aangetast. Aannemers kunnen soms profiteren van dalende kosten, maar ze moeten er niet op rekenen dat dit gebeurt. Over het algemeen is er sprake van kostenvermindering in crisisperiodes, wanneer ook de orderinname daaronder lijdt en de vaste kosten minder goed worden gedekt.

Een gebruikelijke oplossing is om een ‘prijsescalatie’-formule in het contract op te nemen. Een dergelijke formule gebruikt een wegingscoëfficiënt voor de kostencomponenten en koppelt deze aan openbaar beschikbare indexen. Dit maakt het mogelijk om de prijsaanpassing op een objectieve manier te berekenen wanneer de indexwaarden in de loop van de tijd variëren. Afhankelijk van de kwaliteit van de ‘prijsescalatie’-formule is de contractant meer of minder beschermd. Hoe meer de aannemer vrij is om de formule te sturen (aanpassing van de gewichten en indexen), hoe beter hij beschermd is. Dit rechtvaardigt lagere provisies en een lagere marge.

De contractrisicoscore moet de prijsescalatie bevoordelen ten opzichte van vaste prijzen.

Vraag 4 – Gevolgen van betalingsvoorwaarden en betalingsgarantie voor de contractrisicoscore

Een evenwichtig contract is niets waard als de betalingsvoorwaarden de aannemer kwetsbaar maken en de opdrachtgever niet betaalt!

De aannemer is het best beschermd wanneer zijn inkomsten in overeenstemming zijn met zijn uitgaven. In dat geval, als het contract op een bepaald moment wordt opgeschort of beëindigd, zal de aannemer nog steeds voldoende liquiditeiten hebben om al zijn leveranciers, personeel, materialen, uitrusting, enz. te betalen zonder een beroep te doen op financiering (inclusief opzeggingskosten). Wij noemen deze situatie “exposure neutraal”.

Vaak zijn de betalingsvoorwaarden echter niet “exposure neutraal”. Soms zijn ze ook niet “cash neutraal” (d.w.z. nog steeds facturen kunnen betalen, maar niet meer in staat zijn om opzeggingskosten te betalen). Als de opdrachtgever om welke reden dan ook stopt met betalen, is de aannemer veel beter af met een betalingsgarantie (letter of credit, directe toezegging van een multilaterale ontwikkelingsbank, etc.).

In verdere berichten zullen we deze discussie over contractrisicoscore voortzetten. Aarzel niet om met uw commentaar bij te dragen.


0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *